Brrr, ’t is winter: 7 tips voor jou en je auto

Kou, donkerte en winterweer: het heeft een groot effect op de verkeersveiligheid. Lees deze do’s en don’ts voor winterse dagen, zodat je met een gerust hart op pad gaat.

Brrr, ’t is winter: 7 tips voor jou en je auto

Dikke winterjas: check. Handschoenen: check. Wollen sokken, door oma gebreid: check. Je bent goed voorbereid op de kou. Vermoedelijk ligt de winterkleding al vanaf oktober klaar voor gebruik, gewassen en gestreken. Wat voor je kleding geldt, geldt ook voor je auto: bereid je goed voor op winterse omstandigheden.

"Ach, winter. We hébben toch helemaal geen winters meer in Nederland?"

Nou: het sneeuwt geen maanden achter elkaar, dat klopt. En de laatste Elfstedentocht was op 4 januari 1997. Maar toch: we hebben niet zo veel winter nodig om problemen te krijgen op de weg.

Wist je dat het risico op een ongeval bij neerslag hoger is dan bij droog weer? Dat komt bijvoorbeeld door het beperkte zicht, de toename van sproei- en spatwater en door beslagen of bevroren autoruiten.

En daarom pleiten we voor een goede voorbereiding op de wintermaanden

Hieronder staan zeven eenvoudige tips die het een stuk veiliger maken voor jou en je mede weggebruikers.

Brrr, ’t is winter: 7 tips voor jou en je auto

1. De autoruiten: zorg voor goed zicht

  • Doen: maak alle (!) autoruiten ijsvrij voordat je vertrekt. Nee, dat is geen leuk klusje en het kost áltijd te veel tijd. Het is dan ook veel slimmer om ’s avonds een ijsdeken over de auto te leggen.
  • Ook doen: controleer of de rubbers van je ruitenwissers nog heel zijn en check je ruitenwisservloeistof (antivries).
  • Niet doen: heet water over een bevroren ruit gieten. Het raam kan barsten door het verschil in temperatuur.
  • Vooral niet doen: de motor stationair laten draaien voordat je gaat krabben ‘zodat de ruiten alvast ontdooien door de warmte’. Dat werkt namelijk helemaal niet: een auto wordt pas warm als hij rijdt.

2. De banden: passend bij het seizoen

  • Doen: neem winterbanden vanaf een temperatuur van 7 graden of kouder. Ze hebben meer grip dan zomerbanden.
  • Vooral doen: je rijstijl aanpassen in winterse omstandigheden, ook mét winterbanden. Hou meer afstand en pas je snelheid aan als het weer dat vraagt.
  • Niet doen: wachten met winterbanden totdat het ‘echt winters weer is’. Winterbanden zijn namelijk niet alleen veilig bij sneeuw en ijzel, maar ook bij nat weer.
  • Ook niet doen: winterbanden in de zomer laten zitten. Ze slijten meer in de zomer, ze hebben een langere remweg bij hogere temperaturen en de wegligging is minder goed.

3. De handrem: ontspan die hendel

  • Doen: zet je auto in de eerste versnelling of in de parkeerstand (P), en laat de handrem naar beneden. Is de handrem al vastgevroren? Start de auto en laat de motor draaien. Uiteindelijk kun je de auto van de handrem halen.
  • Niet doen: tóch proberen te rijden. Het zorgt voor zware slijtage, met een onnodige rekening van je garage als gevolg.

4. De deurrubbers: smeren maar

  • Doen: vet de rubbers in met een speciale stick voor autorubbers. Dat voorkomt vastvriezen.
  • Doen als het te laat is: de deur ontdooien met een föhn. Of leg een kruik met daarin heet water tegen de randen van de deur.
  • Niet doen: vastgevroren autodeuren met kracht lostrekken. Je trekt de rubbers kapot of uit de vorm. De deur sluit dan niet goed meer.

5. De verlichting: laat je zien

  • Doen: maak je lampen regelmatig schoon. Modder, neerslag en zand verminderen de sterkte van het schijnsel.
  • Ook doen: zorg voor reservelampjes in de auto.
  • Niet doen: zelf je koplampen afstellen. Het is een specialistisch klusje dat je beter aan je garage over kunt laten.

6. De accu: laad ‘m maar

  • Doen: laat de accucapaciteit checken vóór je de winter ingaat. Heb je dat nog niet gedaan? Doe het alsnog. Ook een accu is namelijk een keer aan het eind van zijn Latijn. Dat wil je liever voorkomen dan meemaken.
  • Niet doen: alleen maar korte ritjes maken. De accu heeft dan niet genoeg tijd om bij te laden en raakt alleen maar leger. Totdat je écht stilstaat. Bij -10 ’s nachts.

7. De achterlichten: overdag zelf aanzetten

Raar, maar waar: bij automatische dagrijverlichting gaan de achterlichten niet automatisch aan. De sensoren werken alleen als het echt donker wordt of is.

  • Doen: zet je dimlicht aan, zodat ook je achterlicht gaat branden.
  • Niet doen: denken dat je zichtbaar genoeg bent. Er rijden zo’n 750.000 auto’s rond met dagrijverlichting alleen aan de voorkant. Misschien ben jij er eentje van. Het maakt je kwetsbaar bij schemer, mist of in een tunnel.

Onmisbaar voor de winter:

  • IJskrabber
  • Slotontdooier
  • Autorubberstick
  • Anti-vriesdeken
  • Anti-vries ruitenwisservloeistof
  • Anti-condensdoekje

O, ja: nog één tip

Heb je slotontdooier gekocht? Bewaar deze dan búiten je auto, bijvoorbeeld in je werkkoffer of je schoudertas. Anders sta je ’s ochtends te koekeloeren naar een flesje waar je niet bij kunt…