Als het donker wordt, passen onze ogen zich aan: de pupil, het gaatje waardoor het licht in het oog binnenkomt, gaat geleidelijk steeds verder open staan. Daardoor komt er meer licht binnen en we kunnen ook dingen zien die maar weinig licht geven. Daar is wel een maar bij: dat aanpassen aan de duisternis gaat maar langzaam, bij fel licht past het zich direct aan. Dat is een zelfbescherming tegen beschadiging van het netvlies door te veel licht. Na het zien van een fel licht kan het tien minuten of langer duren voordat je weer volledig nachtzicht hebt. Om ’s nachts goed te kunnen zien, moeten we dus niet in felle lichten kijken. Probeer dus niet direct naar de koplampen van tegenliggers te kijken, kijk naar de witte streep aan de rechterkant van de weg. Andersom: rijd niet onnodig met groot licht en richt de koplamp van je fiets naar beneden. We horen wel eens iemand zeggen dat hij de koplamp met opzet hoog heeft gezet om beter zichtbaar te zijn. Dat werkt net verkeerdom: door de verblinding wordt de omgeving minder zichtbaar voor een tegenligger, hij ziet bijvoorbeeld de rand van de weg slechter en gaat misschien meer midden op de weg rijden. Het is ook vermoeiend als je afwisselend in fel licht en zwak licht kijkt. Daarom is het goed om je instrumentenpaneel en het scherm van je navigatie ’s avonds te dimmen. Soms kan dat niet, je kunt er dan ook een stukje gekleurd plastic of plexiglas voor zetten. Thuis werkt het ook: je raakt minder moe als je ’s avonds in een gedempt verlichte kamer ook het scherm van je telefoon of tablet dimt.
’s Avonds slecht zien
Het is binnenkort weer wintertijd, we zijn vaker in het donker bij de weg. Het is dus belangrijk om dan goed te zien. Daar zijn een paar hulpmiddeltjes voor.