Een scootmobiel valt onder de regels van een gehandicaptenvoertuig. Ben je een bestuurder van een scootmobiel, dan mag je zelf bepalen waar je rijdt: op de stoep, het fiets/bromfietspad of de rijbaan. Uiteraard met uitzondering van autowegen en snelwegen. Wil je je scootmobiel parkeren, dan is het natuurlijk van belang dat je zo’n klein mogelijke afstand lopend aflegt. Gelukkig mag je je voertuig op veel plekken kwijt. We zetten ze even op een rij.
Stoep
Een scootmobiel mag op de stoep geparkeerd worden, maar dan moet er nog wel voldoende ruimte overblijven voor andere weggebruikers. Denk daarbij ook aan ouders met kinderwagens, mensen met een rollator of andere scootmobielgebruikers.
Gehandicaptenparkeerkaart (GPK) en gehandicaptenparkeerplaats
Voor het parkeren van een scootmobiel is geen speciale gehandicaptenparkeerkaart nodig. Zonder deze speciale kaart mag de scootmobiel dus gewoon geparkeerd worden op een gehandicaptenparkeerplaats. Maar dan wel alleen als het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van een gehandicapte.
Het bord gehandicaptenparkeerplaats is te herkennen aan de witte P met rolstoelsymbool op het blauwe bord. Staat op het bord een specifieke naam of kenteken, dan is deze plek bedoeld voor een specifiek persoon en mag je daar je voertuig niet achterlaten.
Gele doorgetrokken en gele onderbroken streep
Bij een weg met een gele doorgetrokken streep mag niemand zijn voertuig neerzetten. Dit geldt ook voor scootmobielbestuurders. Echter, bij een gele onderbroken streep mag dat wel. Maar let op, je voertuig mag daar maximaal 3 uur staan.
Bord verboden te parkeren
Een scootmobielbestuurder mag, als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig, gedurende drie uur parkeren op een plek waar een parkeerverbod geldt.
Niet parkeren
De scootmobiel mag niet geparkeerd worden voor een in- en uitrit, op een laad- en losstrook, 5 meter vanaf een kruising en vlak achter of naast een andere scootmobiel.