Emma woont met haar man Jan Mark, Thomas (10), Abel (8) en Noor (6) net over de grens bij Arnhem in het plaatsje Emmericher Eyland. Het dorpje in de gemeente Kleef telt slechts 12 huizen en 100 inwoners. ‘Het plaatsje is zo klein dat de meeste navigatiesystemen bij het invoeren van de naam geen zoekresultaat zullen geven’, lacht Emma. ‘Maar het is hier prachtig! Toen we nog in Nederland woonden, kwamen we hier regelmatig om te wandelen. Dit was de plek waar we ons wilden settelen. We hebben vervolgens een oude smederij gekocht met een groot bouwkavel ernaast. Inmiddels staat op die kavel het huis van mijn ouders.’
Boeren en trekkers
De kinderen van Emma en Jan Mark hebben alle drie leren fietsen op het boerenerf van de buren. ‘In Emmericher Eyland zie je vooral trekkers en fietsers’, legt Emma uit. ‘Dit is dus een fijne plek om het fietsen onder de knie te krijgen. We springen in vakantietijd elke ochtend even op de fiets om eitjes, brood of melk te halen. Op zondag fietsen we met z’n allen naar de bakker in Wissel, een uurtje van ons huis. Met die fietskunst zit het dus wel goed, maar leren omgaan met het verkeer doe je hier niet. Om te oefenen moet je een groter dorp of stad in.’
‘Plaat-praatboek’
Bij alle drie de kinderen heeft Emma aan de hand van het, zoals zij het noemt het ‘plaat-praatboek’ de basisregels van het verkeer uitgelegd. Emma: ‘Het is een boek met grote platen waarbij je uitlegt wat er op de tekeningen te ziet is en wat je moet doen in verschillende situaties. Heel handig. Verder krijgen Duitse kinderen vanaf de kindergarten verkeers- en EHBO-les. Ze zijn dan pas drie jaar, maar leren spelenderwijs een hoop. En het lijkt misschien jong, maar als ze tien jaar zijn, moeten ze al zelfstandig naar hun nieuwe school.’
Zonder helm geen gezicht
Zoals in Nederland vaak vrachtwagens voor de school uitleg geven over de dode hoek, zo komen er bij de school waar Thomas, Abel en Noor op zitten trekkers voorrijden. ‘De leerlingen mogen naast de boer op de trekker zitten en zien met eigen ogen wat de boer naast en achter zich ziet. Zo leren ze waar de dode hoek zit en waar ze moeten fietsen of lopen om gezien worden’, legt Emma uit. ‘Met zes jaar gaan de leerlingen bij de politie op bezoek. Daar zien ze wat agenten dagelijks doen en de politie vertelt ze hoe ze veilig om moeten gaan met het verkeer. Er wordt ook verteld hoe je je fietshelm op de juiste manier moet dragen. Over het nut van de helm hoeven ze het niet te hebben. Die snapt iedereen en dat zal nooit een discussie zijn. Iedereen, jong en oud, fietst hier met helm. Ondanks dat het niet verplicht is. Fiets je zonder, dan vinden wij dat geen gezicht.’
Wereldwijs
Aan het einde van de lagere schoolperiode krijgen leerlingen, net als in Nederland, het praktijk- en theorie-examen. De leerlingen zijn dan tien jaar oud. ‘Buiten de lessen om oefenen we met onze kinderen ook in drukke steden en dorpen’, vertelt Emma. ‘We gaan bijvoorbeeld met elkaar fietsen in Kleef. Daar heb je natuurlijk wel rotondes, fietspaden en verkeerslichten. We vinden het ontzettend belangrijk dat ze leren omgaan met drukte. Hoewel de rust van ons dorpje heerlijk is, willen we natuurlijk niet dat onze kinderen wereldvreemd worden.’
Wil je weten wat jij als ouder kunt doen om met je kind te oefenen in het verkeer? Lees hoe andere ouders omgaan met het thema verkeer in de opvoeding. Of meld je aan voor Verkeerstips voor ouders. Je krijgt dan 2 à 3 keer per jaar een mail met onze tips en adviezen.