De kinderen ontdekken wat verkeer precies inhoudt en waarom verkeersregels nodig zijn. Dit gebeurt door middel van een interactieve uitleg en discussie. De kinderen krijgen inzicht in de verschillende rollen die weggebruikers kunnen hebben.

De kinderen leren de basisverkeersregels en hoe deze gelden voor voetgangers, fietsers en gemotoriseerd verkeer. Ze oefenen met situaties waarin voorrang, verkeersborden en oversteken een rol spelen. Hierdoor begrijpen ze beter hoe zij veilig kunnen deelnemen aan het verkeer. Aan het eind van dit onderdeel wordt er een quiz gedaan. 

Kinderen oefenen in een nagebouwde verkeersomgeving hoe ze veilig oversteken, zowel bij zebrapaden als op kruispunten. Er wordt aandacht besteed aan het goed kijken, luisteren en inschatten van verkeerssituaties. Dit helpt hen om bewuster en veiliger als voetganger te bewegen.

Kinderen fietsen door een parcours met verschillende verkeerssituaties, zoals bochten, obstakels en verkeerslichten. Ze oefenen met de juiste voorrangsregels, handgebaren en onverwachte verkeerssituaties. Dit vergroot hun zelfvertrouwen en vaardigheid op de fiets.

Kinderen ervaren hoe het is om een scootmobiel te besturen en welke uitdagingen dit met zich meebrengt. Ze oefenen met sturen, afremmen en manoeuvreren in een drukke omgeving. Dit vergroot hun begrip voor minder mobiele weggebruikers.

In deze oefening ervaren kinderen hoe het voelt om in een auto te zitten die kantelt en hoe belangrijk een gordel is. Ze leren hoe ze zich bij een ongeval het beste kunnen gedragen. Dit maakt hen bewuster van de gevaren en het belang van veiligheid in de auto.